Waar gaat de akte over?
Margriete Vanden Dale gaat door het leven met een verstandelijke beperking. Wanneer ze 42 jaar oud is, besluit ze om te trouwen.
Haar familie heeft er evenwel geen goed oog op. Ze maakt zich zorgen dat Margrietes verloofde het vooral gemunt heeft op haar geld. De familie argumenteert voor de schepenbank dat Margriete 'sympel, onnoesel ende van zeer cleynen verstande' is, en dat ze op dit idee is gekomen 'bij inductien van eenen persoenen van cleynder faculteit' – verleid door een man met weinig bezit. Ze hebben het idee uit haar hoofd proberen praten, maar daar heeft Margriete geen oren naar. Ze is vastbesloten te trouwen met Wouter Crauwel. Zij ziet dit als een kans op liefde, en misschien ook om haar eigen weg te kunnen gaan.
Haar familie kan het huwelijk niet verbieden. In de middeleeuwen was een huwelijk immers geldig zodra er consensus en huwelijksgeloften waren uitgesproken tussen twee volwassenen. Daarvoor was tot eind zestiende eeuw geen toestemming nodig van familie, een priester of overheid.
Wel kon de familie een poging doen het familiebezit te beschermen. Zeker als er zoals in dit geval sprake was van ‘wilsonbekwaamheid’. De schepenbank kon iemand wilsonbekwaam verklaren en voogden aanstellen voor het beheer van iemands bezit. Dit gebeurde vooral in geval van minderjarigheid of een verstandelijke beperking. Margriete neemt daarom in deze akte het woord 'cum tutore', onder voogdij.
Margriete kwam uit een eerder bemiddelde familie. Ze had geërfd van haar vader Henrick, moeder Johanna, grootmoeder, oom Jan Van Maelcote, en Laurens Van Maelcote, die kapelaan was geweest in de Sint-Pieterskerk. Deze bezittingen worden haar nu uit handen genomen en overgedragen aan haar broers Ambroos en Pauwel, zussen Yde en Maria, en schoonbroer Jan Huldegarden.
De schepenbank geeft de familie toestemming een erfrente voor haar te beheren. Een erfrente is een investering waaruit een vaste jaarlijkse betaling voortkomt. De jaarlijkse opbrengst zal worden gebruikt voor het onderhoud van Margriete. Zo behoudt de familie controle over deze bezitting en voorkomt ze dat Margriete of haar echtgenoot deze rente zou verkopen of slecht beheren. Margriete is op deze manier wel zeker van een levenslang jaarlijks inkomen.
Ook leggen ze vast dat deze rente na Margrietes dood niet naar haar echtgenoot zal gaan, maar naar haar broers en zussen, tenzij het echtpaar kinderen krijgt die bij haar dood nog in leven zijn. Zo wil de familie voorkomen dat de echtgenoot zou erven via een reeds overleden kind, of dat Margriete hem via huwelijkscontract of testament als erfgenaam zou aanduiden.
Margriete verklaart vervolgens dat ze nog een zilveren schaal, kroes en lepel in haar bezit heeft. Deze zouden eveneens aan haar nog levende zus Yde en broer Pauwel als meest naaste erfgenamen toekomen. Enkele maanden later wordt evenwel beslist dat Margriet en haar man Wouter dit zilver mogen houden.
Ook de vorige en volgende akten zijn interessant om te lezen. Het verhaal spreidt zich over 3 akten.
Meer lezen?
Het boekje "De sceydinghen der stad van Lovene ende deylinge. Erven in het vijftiende-eeuwse Leuven (Claves 12)" van Marika Ceunen en Chelsea De Wever maakt je wegwijs in het middeleeuwse erfrecht.
Meer verhalen uit de schepenbankregisters
Heb je een vraag?
Contacteer ons, we helpen je graag verder.