Verhaaljagers: Tekstversie van verhaal 'De koeienschieters'

Welkom in het stadspark, beste verhaaljagers. Hier, in de schaduw van de Sint-Donatustoren, kunnen jullie luisteren naar een wel heel vreemd verhaal. Het verhaal legt jullie uit hoe de Leuvenaars aan hun bijnaam komen. Zet je rustig neer in het gras van het stadspark en luister mee naar dit uitzonderlijke verhaal. Een verhaal waarin onze dappere stadsgenoten Leuven verdedigden. Zonder angst of knikkende knieën en met de moed en de kracht van een briesende stier… of toch zoiets.

Dit verhaal gaat over een jonge Leuvenaar. Zijn naam was Hendricus.

Hendrik: "Dat ben ik!"

Maar voor het gemak zullen we hem Hendrik noemen. Hendrik was een jonge kerel die erg op keek naar de stoere stadswachten die de veiligheid van alle Leuvenaars garandeerden. Zelf was hij een smalle knaap met dunne armen en zo mogelijk nog smallere beentjes.

Hendrik: "Hela, zo dun zijn ze nu ook weer niet!"

Toch stapte Hendrik, op zijn zestiende verjaardag, met een klein hartje op enkelen van hen af.

Hendrik: "Mijn naam is Hendrik. Ik zou graag stadwacht worden. Al ben ik niet super sterk, ik ben wel sluw als een vos en snel als een haas."

De twee stadswachten die Hendrik had aangesproken, bulderden van het lachen, maar ze namen hem wel mee naar de stadsomwalling en toonden hem enkele rookpluimen in de verte. Daar lag het Franse kampement. Nadat de troepen van Lodewijk de veertiende, de Zonnekoning, Brussel hadden veroverd, waren ze verder getrokken richting Leuven. De Franse troepen hadden hun kampen opgeslagen buiten de stad, niets of niemand kon nog binnen of buiten. Terwijl het proviand in de stad langzaam opraakte, wachtten de Fransen rustig af tot de uitgehongerde Leuvenaars zich zouden overgeven. Neen, niet overgeven… zich overgeven!

Al was Hendrik niet geschikt om stadwacht te worden, hij mocht van de stoere wachters wel mee een oogje in het zeil houden. Hendrik blonk van trots. Hij zou de beste uitkijk zijn die Leuven zich kon wensen en de stadswacht verwittigen zodra er beweging was in het vijandelijke kamp. Zo kwam het dat Hendrik het grootste deel van zijn tijd op de stadsmuur doorbracht. Ook ’s nachts tuurde hij in het donker om er maar zeker van te zijn dat hij niets miste. Maar … er gebeurde niets.

Dagen en nachten gingen voorbij, maar de Franse troepen deden niets dan wat luieren in hun kamp. Ze stopten alle mensen en wagens die de stad in wilden, maar voor de rest werd er vooral heel veel niks gedaan. Stilaan geraakten de voedselvoorraden van de stad uitgeput. De stadswachten, die normaal betaald werden met voldoende proviand en rijkelijke maaltijden, besloten dan maar om de biervoorraad van de stad aan te slaan. Zolang de vijand buiten de muren de bevoorradingen tegenhield, zat er niets anders op. Meer dan gewoonlijk vielen stadswachters tijdens hun wachtbeurt in slaap, onder invloed van het lekkere Leuvense bier. Alleen Hendrik was altijd op post.

Hendrik: "Laat ze maar drinken. Als de vijand in actie komt, zal ik ze als eerste zien en dan word ik de held van de stad."

En voor een deel zou hij gelijk krijgen. Op een mistige avond had Hendrik zijn positie op de stadsmuur ingenomen. Het was een donkere nacht, maar dankzij het licht van de volle maan kon hij de contouren van het vijandelijke kamp nog net zien. Terwijl hij de horizon afspeurde, zag Hendrik plots in zijn ooghoek iets bewegen.

Hendrik: "Daar zijn ze, de Fransen, ze komen eraan!"

Zonder te aarzelen zette hij het op een brullen.

Hendrik: "Alle stadswachten te wapen, de Fransen vallen aan! Boogschutters op post!"

Als door een wesp gestoken, sprongen de dommelende stadswachten recht. Zonder maar een seconde te aarzelen, werden de bogen gespannen. De bijna onzichtbare vijand werd wel twintig minuten lang onder vuur genomen door de Leuvense boogschutters. Pijlen werden de mist in geschoten op goed geluk. Uiteindelijk werd alles stil. Geen geritsel meer in het donker, geen sluipende gedaantes meer in de mist. De vijand was verslagen. Hendrik werd door enkele stadswachten op de schouders getild en meegevoerd de stad in. Daar vierden ze feest tot in de vroege uurtjes. Hendrik was een echte held.

Tenminste … tot de volgende ochtend de stadspoorten werden geopend. In de open vlakte voor de poort had een echte slachtpartij plaatsgevonden. De Leuvense boogschutters hadden niet het Franse leger onder vuur genomen. Ze hadden in hun blinde paniek een kudde koeien met pijlen bestookt. Hendrik had alarm geslagen bij het horen van een boer, die stiekem zijn kudde de stad in wou drijven zonder ontdekt te worden door de Franse bezetters. In plaats van Lodewijks leger, werd die nacht een kudde koeien neergeschoten door de oh zo dappere Leuvenaars.

Van Hendrik hebben ze later niets meer gehoord, beste verhaaljagers. Die is waarschijnlijk van schaamte in een donker hoekje weggekropen. Tot de dag van vandaag worden Leuvenaars wel nog steeds al lachend ‘koeienschieters’ genoemd, als herinnering aan die ene nacht, waarop Hendrik verkeerdelijk alarm sloeg en het leger der runderen verslagen werd. Ben jij een echte koeienschieter? Voel jij, hier bij de stadsmuur, de drang om de stad te beschermen? Dan stroomt er zeker Leuvens bloed door je aders.

Bedankt voor je luisterend oor, verhaaljager. Ik zou zeggen: Jaag verder op straffe verhalen, dwaal door de stad, vaarwel en goedendag!

Jeugdcentrum Vleugel F
Brusselsestraat 61A
3000 Leuven

Iets fout of onduidelijk op deze pagina? Meld het ons.