Audiowandeling De Vier Ussen: Tekstversie van hoofdstuk 4
Ridders van de witte badhanddoek
Na de overwinning op Afstandus had Marie de smaak goed te pakken. De oosterlingen gaven een groot feest voor haar en legden samen voor een treinticket richting Zuid-Covidonia. Velen vonden haar een echte heldin en waren ervan overtuigd dat ze de zuiderlingen van Niessus zou verlossen. Een verwachting die de dappere Marie maar al te graag wou inlossen. Zodra ze van de trein stapte, zag ze dat kapperszaken en kledingwinkels gesloten waren. Ook de plaatselijke cafés waren donker en verlaten. Zelfs de eens zo drukke zeedijk en het strand lagen er troosteloos bij. Niessus had een laag plakkerige, groene brei over de eens zo vrolijk gekleurde strandhuisjes geniesd. Walgelijk! Het was een trieste en vuile boel.
Terwijl Marie zich een weg door het groene snot baande, zag ze overal witte lakens en handdoeken hangen. Nieuwsgierig als ze was, ging ze op onderzoek en vond na lang zoeken een grootwarenhuis waar licht brandde. Aan de ingang nam ze een ontsmette winkelkar, wandelde rustig voorbij het toiletpapier en zette toen koers naar de kassa. De kassier herkende Marie meteen, want haar foto had in de krant gestaan na haar moedige overwinning in het oosten. Hij babbelde honderduit tegen de nieuwe nationale heldin. ‘Die witte doeken? Die hangen we uit als protest tegen Niessus. Ze staan symbool voor de vele zakdoeken die we zouden nodig hebben om al zijn snot hier op te kuisen.’
De volgende ochtend werd op Maries deur geklopt. Hard geklopt, zacht geklopt. Tot haar verbazing stonden er een heleboel mensen voor haar deur. Het nieuws van haar komst was als een lopend vuurtje rondgegaan en velen wilden Marie helpen Niessus te verslaan. Deze keer had ze zelfs geen hulp moeten vragen. Elk van haar vrijwillige helpers droeg iets wit. Een witte zakdoek, een badlaken, je kon het zo gek niet bedenken… Marie lachte om de vreemde bende, maar was dol gelukkig. Dit was exact waar ze op gehoopt had. In moeilijke tijden leken heel wat mensen bereid om elkaar te helpen. Ze deed haar plan uit de doeken voor haar nieuwe bondgenoten en even later trokken ze er samen op uit, op zoek naar de sterke Niessus en zijn vieze snotneus.
Toen Niessus het gezelschap zag, proestte hij het uit. Het snot spetterde alle kanten op. De witte strijders lieten zich echter niet uit hun lood slaan. Ze verborgen hun gezichten in hun elleboog om zich te beschermen tegen de striemende snotaanvallen. Onverschrokken kwamen ze stap voor stap dichter, zwaaiend met hun witte zakdoek. Niessus kon niet anders dan achteruitwijken. Eerst één stap, dan twee, tot hij achterwaarts de dijk afdonderde, het strand op. Marie was ondertussen op een strandhuisje gekropen en gooide een hele berg witte lakens over het monster. Hij spartelde woest, maar kon geen kant meer uit. Hoe meer hij probeerde los te komen, hoe harder hij kwam vast te zitten. Niessus veranderde in een hulpeloze lakenmummie. Zijn onmacht maakte hem ziek. En wie ziek is, moet thuisblijven. Daarom sloten de zuiderlingen hem op in een klein verlaten strandhuisje met een groot slot op de deur.
Om de overwinning op Niessus te gedenken, groeten ze elkaar in Zuid-Covidonia nog steeds door even het gezicht in de eigen ellenboog te steken. Schijnbaar zou daar de wereldberoemde dab zijn ontstaan.
Heb je een vraag?
Contacteer ons, we helpen je graag verder.