Audiowandeling De Vier Ussen: Tekstversie van hoofdstuk 3
Monsters vangen met een brooddoos
In het oosten hield Afstandus stevig huis. De eens zo mooie bossen lagen er troosteloos bij. Niemand kwam buiten, uit angst Afstandus tegen het schrikwekkende lijf te lopen. Hij genoot er immers van om iedereen bang te maken. Brullend sprong hij achter een boom of struik vandaan en bezorgde je knikkende knieën. Hij scherpte zijn tanden aan de hoeken van huizen om iedereen de daver op het lijf te jagen. En alsof dat niet volstond, liet hij donderscheten met de kracht van een orkaan. Dus… bleef iedereen veilig binnen. Mama’s en papa’s sloegen aan het telewerken. De schoolpoorten bleven toe en kinderen kregen thuis les. Meester papa en juf mama deden hun best, maar maakten er vaak een behoorlijke knoeiboel van. En de echte juffen en meesters? Die bedachten oplossingen om de kinderen toch te kunnen helpen van thuis uit. Sommigen bedachten leuke uitdagingen voor hun leerlingen, anderen gaven les via het internet. Wat een blitse oplossing!
Ondertussen had het nieuws van Maries dappere daad het oosten bereikt. Een van de vertrouwelingen van de koning, die voorlopig nog als een frisco in zijn bed lag, belde Marie op. ’Euh… dag mijn beste jongedame, proficiat met uw overwinning. Dat heeft u proper gedaan. Wij zouden uw hulp goed kunnen gebruiken in het oosten.’ Marie stemde in te helpen en de man stuurde een wagen met sneeuwkettingen om haar op te pikken.
Onderweg smeedde Marie haar plan. Hoe konden ze Afstandus een lesje leren? Marie had gehoord hoe erg het monster genoot van de angst van zijn onderdanen. Hij dreef hen uit pure angst in elkaars armen en lachte brutaal om al die angsthazerij. Dat bracht haar op een idee. Ze trok haar wollen sokken op en haalde haar smartphone uit haar achterzak. Met een glimlach op haar gezicht postte ze een boodschap voor de oosterlingen.
Na een koude nacht in een plaatselijk hotel, opende Marie verwachtingsvol de gordijnen van haar hotelkamer. Ze hoopte maar dat de oosterlingen haar oproep hadden gelezen. Wat ze zag, overtrof haar stoutste verwachtingen. De eens zo lege straten liepen vol vrolijke oosterlingen. Niet bang op een hoopje, maar iedereen lachend en op gezonde afstand van elkaar. Elk van hen had zijn monstermasker versierd met een enge mond vol tanden, waardoor iedereen sprekend op Afstandus leek. Ook Marie haalde haar masker boven en trok de straat op.
Marie zag Afstandus de mensen verward aanstaren. Waarom stortten ze zich niet rillend van angst in elkaars armen? Waarom hielden ze allemaal zo netjes afstand van elkaar? Zo was er toch niets aan om een monster te zijn? Hoe hij ook tierde, brulde en donderscheten liet, het leek niemand te deren. Vanachter de maskers werd er zelfs vrolijk ‘Boe!’ teruggeroepen. Bij elke ’Boe’ werd Afstandus kleiner. Hij kromp in elkaar als een echte angsthaas, tot hij niet groter dan een duim meer was. Gauw gooide Marie de laatste restjes van haar lunch van de vorige dag in de vuilnisbak en gebruikte ze haar brooddoos om Afstandus te vangen.
De Us die ooit iedereen bang maakte en bij elkaar dreef, werd verslagen. Zo konden ook de mensen in het oosten weer buitenkomen en genieten van het bos en de frisse herfstlucht (die niet langer naar monsterscheten rook). Het steeds maar binnen zitten had de mensen zelfs goed gedaan, ze genoten nu nog harder van de groene omgeving en het weerzien met vrienden en buren. En de brooddoos? Die werd stevig toegeplakt en tentoongesteld in de bibliotheek. Met een groot bord erbij: ‘Gelieve anderhalve meter afstand te bewaren… gevaarlijke Us!’
Heb je een vraag?
Contacteer ons, we helpen je graag verder.